Ontstaan van het landschap
Vorming van het landschap in de ijstijd
Het landschap van de gemeente Mook en Middelaar, met stuwwal, rivierduinen en het beek- en rivierdal, is ontstaan in de voorlaatste ijstijd (Saalien), zo’n 130.000 jaar geleden. Een dikke laag landijs kwam toen vanuit Scandinavië tot in Nederland. Door het schuivende landijs werd de bodem opgestuwd en ontstond een stuwwal tussen Nijmegen, Mook en Kleve. Bij Molenhoek heeft de stuwwal een glooiende helling doordat smeltwater materiaal meevoerde en onderaan de stuwwal afzette. De stuwwal bestaat grotendeels uit zandgronden. Na de laatste ijstijd was het nog lange tijd vrij koud, waardoor de Maas soms droog stond en er weinig begroeiing was. Hierdoor werd door de wind veel zand uit de droge rivierbodems opgewaaid en verderop afgezet, waardoor de rivierduinen zijn ontstaan. Middelaar ligt op de zandrug van deze rivierduinen.
Vlechtende rivieren

In de laatste ijstijd (Weichselien) vormden de huidige Rijn en Maas één systeem van vlechtende rivieren, waarbij ze elkaar op meerdere punten kruisten en aftakkingen maakten. In het gebied ten zuiden van de stuwwal heeft deze “oer-Rijn” ook gestroomd. Samen met wind en ijs heeft de Maas voor een groot deel het landschap in dit gebied bepaald. Door de afwisselende werking van opheffing en insnijding van de Maas, zijn al vanaf het Pleistoceen terrassen ontstaan. Het gebied ten oosten van de rivierduinen is zo’n terrasvlakte. De stuwwal en rivierduinen zijn twee opvallende landschapselementen die voor Nederlandse begrippen bijzonder zijn. De aanwezigheid van deze elementen in een relatief klein gebied maakt het landschap van Mook en Middelaar uniek in Nederland.
Menselijke activiteiten
Behalve de natuur hebben ook begrazing, landbouw en andere menselijke activiteiten invloed gehad op de vorming van het landschap in deze omgeving. In Noord- en Midden-Limburg kwamen al vanaf de Oude Steentijd (ca.11.000 jaar geleden) mensen voor. Jagers en verzamelaars trokken rond in deze streek. Uit deze perioden zijn vooral resten van stenen werktuigen te vinden. In de Nieuwe Steentijd kwamen de eerste landbouwers in het gebied, waardoor de eerste cultuurgronden zijn ontstaan.
In de achttiende en negentiende eeuw groeide de bevolking sterk waardoor de druk op de voedselproductie hoog werd en uitbreiding van het landbouwareaal noodzakelijk was. In deze tijd kwamen er steeds meer plannen om de heidegebieden te ontginnen. De Bisselt is een voorbeeld van een plek waar men begonnen is deze gebieden te verdelen onder eigenaren en te ontginnen. De graslanden in het Maasdal bij Middelaar met de Maasheggen zijn een duidelijk voorbeeld van graslandontginningen.
Het Maasheggenlandschap
Het landschap van het Maasheggengebied bestaat uit graslanden met daartussen gevlochten heggen. Deze heggen scheidden de percelen van elkaar en fungeerden als veekering. De Maasheggen is het oudste cultuurlandschap van Nederland. Het Maasheggengebied ligt gedeeltelijk in de gemeente Mook en Middelaar. De Gemeente Mook en Middelaar werkt de komende jaren samen met de gemeenten Bergen en Gennep aan het herstel van de Maasheggen in het Limburgse Maasdal.
De Mookerplas

Ook in latere perioden zijn er door menselijke activiteiten veranderingen in het landschap ontstaan. Een belangrijke ontwikkeling voor het landschap in deze gemeente waren de zand- en kleiafgravingen. Hierdoor zijn natuurgebied De Zandberg en de Mookerplas (in 1950-1970) ontstaan. Het project bij de Mookerplas was in Nederland één van de eerste zand- en grindwinningsprojecten waarbij een recreatieplas werd gecreëerd.
Stuwwal
De stuwwal is net als de rivier de Maas bepalend geweest voor de geschiedenis van deze omgeving. De helling van de stuwwal was vanwege de gunstige grondwaterstand een geschikte plaats voor de aanleg van akkerlanden. Het was bovendien een strategische plek voor de verzameling van militaire troepen (Zie de pagina ‘Slag op de Mookerheide’) of de aanleg van een verdedigingswerk (Zie pagina ‘Mooker- en Heumense Schans'). Daarnaast waren de on-Nederlandse heuvels geliefd bij vermogenden die een landgoed op de stuwwal aanlegden en bij kunstenaars die zich door het landschap lieten inspireren (zie pagina Kunstenaarskolonie Plasmolen).
Watermolens

Op de Sint Jansberg bij Plasmolen werd in de achttiende eeuw een papiermolen gebouwd, de Bovenste Plasmolen. Over de helling van de stuwwal voeren molenbeken kwelwater naar de lagergelegen watermolen. In 1846 werd de papiermolen omgebouwd tot graanmolen. De Bovenste Plasmolen is aangewezen als rijksmonument. De Stichting Bovenste Plasmolen 1725 onderhoudt en beheert de molen.
Tweede watermolen
In Plasmolen bevond zich tot aan het begin van de twintigste eeuw een tweede watermolen. Deze Onderste Plasmolen stond op de plek waar Hotel-café-restaurant De Plasmolen werd gebouwd. Zowel de molen als het hotel zijn niet meer aanwezig, alleen de molenvijver is er nog. Op de heuvelrand aan de Rijksweg stond nog een derde molen: een windkorenmolen. De naam van het dorp Plasmolen verwijst naar de molens die bij het dorp hebben gestaan.